1988 en het Einde van de Klimaatcrisis

May 3, 2020 00:00 · 1270 words · 6 minute read klimaat geschiedenis politiek

Rafe Pomerance (midden) op de klimaattop in Noordwijk

1988 en het Einde van de Klimaatcrisis

1988, het is de heetste zomerdag ooit gemeten. Klimaatonderzoeker James Hansen zoekt zijn weg vanaf de NASA headquarters tot Room 366 van het Dirksen Senate Office Building.

Harvard University is voor het eerst in zijn geschiedenis gesloten vanwege de warmte. 1.4 Miljoen eenden vluchten vanuit de VS naar Alaska om daar af te koelen in de koude meren. Het op één na grootste gebouw in LA ging deze zomer spontaan in vlammen op. En het is in deze omstandigheden dat Hansen de Amerikaanse senaat zal proberen te overtuigen dat klimaatverandering een probleem is, en dat er nú een oplossing moet komen. Hansen krijgt als eerste van alle sprekers het woord. Hij veegt het zweet van zijn gezicht, leunt voorover naar de microfoon en begint zijn relaas dat het einde zou kunnen zijn van de toenemende opwarming van de aarde.

Een sleuteldecennium

Hansen’s getuigenis op die snikhete zomerdag laat zien dat klimaatverandering al veel langer een politiek thema is dan sommigen denken. Al sinds de jaren tachtig wordt het thema in de Amerikaanse senaat besproken. Helaas zou Hansen’s geïnformeerde statement geen verschil maken. Volgens het boek Losing Earth (2019) van Nathaniel Rich laat dit zien dat klimaatverandering niet alleen een tragedie is, maar ook misdaad. Het was geen wetenschappelijke onkunde, maar politieke onwil die de ontregeling van het aardsysteem toestond. Rich volgt de klimaatpolitiek van de VS in de jaren tachtig om te laten zien hóe dichtbij een oplossing was, en hoe bruusk deze genegeerd is door enkele actoren.

Hansen was niet de eerste die op het idee kwam dat koolstofdioxide en opwarming van de aarde zouden kunnen samenhangen met elkaar. In 1859 deed Tyndall zijn eerste experimenten die lieten zien dat het gas infraroodstraling absorbeert. In 1896 berekende de Zweedse geleerde Arrhenius, met de hand, hoeveel warmer de aarde zou worden als de hoeveelheid CO2 zou verdubbelen. In 1938 stelde de ingenieur Callendar dat de opwarming van de aarde al bezig was, door industriële emissies. Ook onder energiebedrijven is er lange tijd kennis over de gevolgen van hun acties. In 1957 (!) publiceerde het bedrijf Humble Oil een document waarin de consequenties van verbranding van fossiele brandstoffen genoemd worden. Klimaatverandering was dus geen ‘shock’, geen plotseling ontwaken uit een droom in de afgelopen decennia. Industrie én wetenschap hebben geweten dat wat wij de aarde aandoen niet zonder gevolgen zal zijn.

Waarom zou het dan toch zo lang duren voordat politieke actie mogelijk werd? En hoe werd de kans verknald na Hansens statement in 1988?

James Hansen in 1988

Succes van Hansen

Rich’s boek laat zien dat Hansen’s actie niet uit het niets kwam. De activist Rafe Pomerance was al vanaf 1979 bezig om klimaatverandering op de radar van de Amerikaanse overheid te krijgen. Wetenschappers van onderzoeksgroep JASON publiceerden in datzelfde jaar over de gevolgen op langetermijn van CO2-uitstoot. De aarde zou wel 2-3 graden kunnen opwarmen, met grootschalige droogte en overstromingen tot gevolg. Pomerance wordt door Rich neergezet als een politieke duizendpoot, die tal van krachten weet te mobiliseren om te reageren op deze dreigende wetenschappelijke vondst. Hij spreekt met de onderzoekers van het JASON rapport. Hij werkt samen met Al Gore, die al in de jaren tachtig klimaat op zijn vizier heeft. En hij ontmoet, al in 1981, James Hansen, in wie hij een mogelijke held ziet voor de klimaatbeweging. Het lijkt erop dat hij in enkele jaren alle pionnen weet te verzamelen voor zijn strijd om klimaat op de agenda van internationale politiek te krijgen.

Maar het proces is moeizaam. Als Hansen in 1988 zich uitspreekt over klimaatverandering tegen de senaat, heeft Pomerance er al een frustrerende negen jaar opzitten. Er is weinig media-aandacht voor het onderwerp, en zelfs experts lijken te pleiten voor “caution, not panic” in een groot klimaatraport van 1983. Maar Hansen weet, in deze bloedhete zomer van 1988, een gevoelige snaar te raken. Zijn dreigende verhaal, zó kalm verteld, wordt opgepikt door de grote kranten. The New York Times kopt: ‘Global Warming Has Begun’. Een internationale top in Toronto later die maand zou het klimaat bespreken. En zelfs George Bush Senior begon zichzelf een ‘environmentalist’ te noemen in de campagnes voor zijn presidentschap. Het leek erop alsof het tij gekeerd was. Alles wat nu nodig was, was helder internationaal beleid. De klimaattop in Noordwijk in 1989 zou hét moment kunnen zijn om dit beleid te schrijven.

Noordwijk, een mislukking

In november 1989 hingen de vlaggen van de VS, Japan en de Sovjet-Unie halfstok te wapperen in de straffe zeewind van Noordwijk. Als een ludieke actie hadden Pomerance en zijn kornuiten tijdens de klimaattop de vlaggen gesaboteerd. Ze waren bang dat deze drie landen het klimaat altijd nog niet serieus genoeg namen. En deze klimaattop was voor Pomerance een laatste hoop, na tien jaar activisme. Landen van over heel de wereld waren bijeengekomen om af te spreken welke reactie op klimaatverandering gevormd zou worden. Pomerance hoopte vurig dat Hansen’s waarschuwingen genoeg zouden zijn om landen te overtuigen zich te commiteren aan het ‘bevriezen’ van hun emissies, waardoor er in ieder geval niet méér koolstofdioxide uitgestoten zou worden.

Maar zoals Pomerance vreesde, was Bush’s environmentalism niet meer dan een pose om stemmen te winnen. Bush stuurde zijn wetenschappelijk adviseur, D. Allan Bromley, naar de conferentie met de heldere opdracht om geen toezeggingen te doen over het bevriezen van de CO2-uitstoot. Onder druk van Bush’s stafchef, John Henry Sununu, deed Bromley wat hij kon om de onderhandelingen te doen mislukken. Hoewel een regeling binnen handbereik leek, verzetten de VS zich tegen alle geopperde maatregelen, samen met het VK, Japan en de Sovjet-Unie. De VS was een grote uitstoter, en wilde koste wat kost een flinke tik op de vingers vermijden. Het uiteindelijke rapport dwong niets af en bleef krachteloos. De wereld had haar kans laten liggen - en zou deze laten liggen in alle klimaatconferenties die volgden.

Conclusie

Terug naar 1988, het is stil in de snikhete zaal van de senaat. Hansen is gestopt met praten. Hij heeft gezegd wat hij wilde zeggen. We moeten nú iets doen aan klimaatverandering. Niet over een jaar, niet morgen: vandaag. Misschien heeft hij hoop dat de wereld wil luisteren naar de wetenschap. Misschien heeft hij hoop dat hij genoeg gedaan heeft om een impact te hebben. De wereld en de politiek zijn luid en duidelijk gewaarschuwd voor de werkelijkheid van klimaatverandering. Maar Hansen kan niet nog niet weten dat zijn boodschap enkel het eeuwige conflict tussen politiek en waarheid in haar lelijkste gedaante tevoorschijn zal toveren.

Hansens verhaal laat zien dat we dertig jaar verkwanseld hebben. De kennis was er, maar de politieke wil ontbrak simpelweg. Er is méér koolstofdioxide uitgestoten door mensen in de jaren sinds Hansens betoog, dan in alle jaren daarvoor. Waarheid alleen is niet genoeg voor verandering. Als er een les te trekken is uit Hansens mislukking, dan wel dat de klimaatbeweging nooit zal winnen door méér feiten en méér voorspellingen boven water te krijgen. Haar strijd zal ook op retorisch, emotioneel en politiek vlak vaart moeten gaan krijgen om de aarde leefbaar te houden.

Het boek Losing Earth van Nathaniel Rich is een mooi beginpunt om het nodige politiek realisme te kweken. In 1979 wisten we eigenlijk alles al wat we moesten weten over het klimaat; het grootste obstakel is politieke daadkracht. En het ontbreken aan daadkracht op het gebied van zó’n belangrijk onderwerp zet meer op het spel dan veiligheid alleen. Zoals Rich cynisch waarschuwt: “The failure to act erodes our trust in human fellowship as it does our glaciers.”

Hoofdbron: Nathaniel Rich. 2019. Losing Earth. New York: Picador.

tweet Share